Online Consultaties via Skype en Zoom

Vanaf heden bestaat de mogelijkheid om afspraken via internet te laten verlopen over platformen als skype en zoom. Ook telefonische consultaties zijn mogelijk.

Hoe verloopt het?

  1. Je vraagt online een afspraak aan via het menu ‘maak een afspraak’. Je zal dan gecontacteerd worden om een moment in te plannen. OF, je neemt contact op per telefoon om direct een afspraak in te plannen.
  2. De consultatie verloopt via platformen skype of zoom. Ook per telefoon zijn consultaties mogelijk.
  3. Je betaalt de afspraak op voorhand.

 

Voor verdere vragen, neem gerust contact op (0499 42 49 48)

Wat van een psycholoog verwachten?

Moet een psycholoog een diagnose stellen?

Ja: Diagnose (uit het Grieks: διά-, diá-, ‘door-‘ en γνώσις, gnósis, ‘kennis’ of ‘oordeel’ → ‘het nauwkeurig leren kennen’) heeft twee nauw samenhangende betekenissen: Ten eerste, het stellen van een diagnose = diagnosticeren is de kunst, techniek of handeling om een oorzaak te vinden van een gevolg aan de hand van de optredende verschijnselen. En ten tweede, hieraan voorafgaand is op grond van wetenschappelijk onderzoek de lijst opgesteld met onderscheidende, diagnostische kenmerken en optredende verschijnselen. Ook deze lijst van “symptomen”, “onderscheidingscriteria” of “diagnostische kenmerken” heet diagnose. Psychologen vallen hiervoor vaak terug op de DSM of Diagnostical And Statistical Manual of Mental Disorders. Er bestaat vanuit de praktijk veel (terechte) kritiek op de DSM. Vooral op de manier waarop deze het diagnose proces beïnvloedt.

Ook een psycholoog stelt een diagnose en moet zich goed bewust zijn van het feit dat hij* ernaar zal streven om een oordeel te krijgen over de problematiek waarmee je hem confronteert. Een juist oordeel vergroot de kans dat er goede oplossingen gevonden kunnen worden. Een diagnose stellen is dus belangrijk. Een goede diagnose stellen hangt samen met de manier waarop een psycholoog dit doet.

Stelt een psycholoog een diagnose op een andere manier dan een dokter?

Ja: De diagnose van een psychologisch probleem zal vaak niet éénduidig zijn. Immers, het probleem dat zich bij jou stelt heeft altijd een link met de eigen recente of minder recente levensgeschiedenis, leefomstandigheden, persoonlijke aanleg en gevoeligheid, persoonlijkheid en karakter. Er is dus vaak een meervoudig verband tussen oorzaak en klacht. Het meten van psychologische klachten zoals stress, angst, depressie, persoonlijkheidsproblemen, etc is op vandaag al goed wetenschappelijk ontwikkeld. Er worden steeds betere statistische meetmethodes ontwikkeld die nauwkeurig en betrouwbaar zijn.

Een psycholoog moet, net zoals een dokter, maar in feite net zoals iedereen die met een probleem geconfronteerd wordt en daar een oplossing voor wil vinden, in staat zijn te analyseren, verbanden te leggen en uit te sluiten. Het is daarom goed om bewust om te gaan met het proces van een diagnose stellen. Het meten van klachten levert bij een psycholoog indicaties op. Een indicatie zegt iets over de kans dat er een bepaald probleem is, omwille van het al dan niet samen voorkomen van klachten. Het is wel erg belangrijk te beseffen dat psychologische testen de werkelijkheid omvormen tot een statistische kansberekening, en werken dus veralgemenend. De uitkomst van een kansberekening zegt hoe groot de kans is dat een cliënt of diens problematiek aan een bepaalde categorie van vooraf bepaalde klachtenbeelden beantwoordt.

Er moet dus vanuit de diagnosestelling teruggekeerd worden naar jou als uniek individu, en jouw (levens)verhaal. Meestal zal het resultaat van de weg die je bij een psycholoog aflegt zijn dat je het probleem opgehelderd hebt door bevraging van de manieren waarop en waarom het je belemmerd heeft. Het is vooral dit proces van beantwoorden en benoemen wat helend is. De klachten gaan weg, en wat eerst een probleem was is getransformeerd tot iets werkbaars. Het is niet altijd een gemakkelijk proces, en het vraagt van zowel cliënt als psycholoog een doorgedreven maar evenwichtig engagement. Een psycholoog moet in staat zijn om je op verhaal te laten komen om je toe te laten een aantal wegende emoties af te reageren.  Daartoe mogen gesprekken met een psycholoog zich echter niet beperken. Hij dient de kansen te creëren en te optimaliseren waardoor je het proces van bevragen en benoemen zal aangaan. Vaak zal je in dit proces een aantal dingen uit je levensgeschiedenis ter analyse hernemen en kunnen herbenoemen om het een betere plaats te geven.

Hoe moet een psycholoog te werk gaan?

Een psycholoog dient steunend en niet storend te werken. Storend zou kunnen zijn dat hij teveel werkt vanuit een aantal vooroordelen, of een bepaalde problematiek bij zijn cliënt niet kan of wil bevragen als er een associatie bestaat met zijn eigen onverwerkte problematiek, of op meer cruciale momenten zelf de moed of het engagement verliest om het benoemingsproces te dragen. Nog erger zou zijn dat een psycholoog zichzelf een rol aanmeet waarin hij model wil staan voor een manier van denken en gedragen. Het normatieve kan wel een belangrijk gespreksonderwerp zijn in de praktijk van een psycholoog. Gesprekken bij een psycholoog mogen alleen niet bepaald worden door het toetsen van de norm. Het beperkt de mogelijkheden om begrip te krijgen omtrent het waarom van problemen of klachten. Dit benoemingsproces hoeft niet eindeloos door te gaan. Als het goed is dan leer je dit door een passage bij een psycholoog zelf ook een stukje te doen. Het kan je verlossen van een terugkerend patroon dat je in je leven herkent, en ook toelaten om een aantal haalbare keuzes te zien en te maken die het terugkerende karakter doorbreken, en vaak tot grote verandering kunnen leiden. Al zijn kleine veranderingen vaak voldoende om een probleem uit de weg te ruimen.

Steunend is een psycholoog die zijn eigen oordelen en vooroordelen weet te onderkennen en uit zijn analytisch vermogen als het ware weg filtert. De kans is immers vrij groot dat een vooroordeel een fout oordeel is. En gezien jij als cliënt vertrouwen stelt in het professionalisme van een psycholoog, dien je er zeker van te zijn dat dit oordeel op een goede manier tot stand komt en er goed mee gewerkt wordt. Hoe ben je daar zeker van? Een psycholoog mag zich niet beperken tot pasklare antwoorden. Hij moet in staat zijn om begripvol vragen te stellen en respectvol antwoorden te beluisteren. Hij gaat een werkrelatie met je aan waar een aantal duidelijke voorwaarden aan verbonden zijn. Hij werkt met een duidelijk tarief en regelmatige structuur. Als hij een afspraak met jou heeft, dan ligt die duidelijk vast in een vooraf bepaalde tijdsspanne, en richt hij zijn aandacht exclusief op de werkrelatie met jou, zonder afleiding. In de werkrelatie is er gelijkwaardigheid, maar ook een duidelijke rolverdeling en afbakening. Zo zal jij voornamelijk aan het woord zijn, en daartoe uitgenodigd worden, en zal een psycholoog vooral erg aandachtig luisteren. Je hoeft niet voortdurend aan het woord te zijn. Er is ook tijd om na te denken, waarbij stilte noodzakelijk is. Een heel menselijke en toch afgebakende omgang kenmerkt de interactie in de werkrelatie. Als het goed zit dan laat een psycholoog zich door jouw verhaal gidsen en laat hij als het ware een paar voetsporen na. Voetsporen kunnen wijzen op andere te bewandelen paden. Veeleer zal er een toevoeging van de kant van de psycholoog gebeuren die vastliggende vragen losmaakt. Het neutraal oordelen moet zich kenmerken door een steunend in vraag stellen, op een veilige manier, binnen een betrouwbare werkrelatie. Het is al meermaals en voldoende vastgesteld dat het veel beter werkt om mensen zelf in staat te stellen antwoorden te bieden op de problemen die zich stellen. Op dit punt mag een psycholoog zich sterk engageren en tussenkomen. Maar op veel andere vlakken dient hij zich een heel bescheiden rol aan te meten.

(*)”hij” is in dit en elk volgend geval inwisselbaar door “zij”, alsook “hem” door “haar”

Wil je een afspraak maken? Ga naar het webformulier “Maak een afspraak of stel een vrijblijvende vraag”.

Werk- en privéleven steeds meer vervlochten

Werk- en privésfeer lopen steeds meer door elkaar. We nemen zowel meer werk mee naar huis als dat we ons op het werk met privézaken bezighouden. Die stijging blijkt uit een nieuwe arbeidsmarkt studie van Randstad. Werknemers die aan de studie deelnamen rapporteren de indruk dat werk- en privéleven meer vervlecht geraakt zijn ten opzichte van 6 jaar geleden. Werknemers rapporteren een iets grotere vervlechting ten opzichte van 6 jaar geleden, en hebben eveneens de indruk dat werk en privé iets moeilijker te combineren zijn ten opzichte van dezelfde periode. Ook de tevredenheid in verband met werk daalt.

Men stelt vast dat werknemers steeds vaker buiten de traditionele werkuren werken in de privésfeer. Dit vooral tijdens de vakantie en het weekend, en minder tijdens de week. Een verklaring is dat het werk (mail, etc.) en de toegang ertoe steeds beschikbaarder is geworden door mobiele technische tools die meer en meer ingeburgerd zijn geraakt. Tegelijk ervaren werknemers een toegenomen werkdruk, en lijken werknemers steeds meer te aanvaarden dat werken en privéleven door elkaar heen lopen, als levensstijl. Sommige werknemers rapporteren een verslaving om met alles altijd mee te zijn. Werken is ook steeds vaker zinvolle invulling, uitdaging en spannend. Hierdoor laten meer werknemers moeilijker los en is het moelijker op tijd te stoppen.

Ook op het werk zijn werknemers steeds vaker bezig met privézaken. Dit varieert van 1 tot 5 uren per week. Het gaat vooral om het behandelen van privémails, en minder om privé telefoneren. Opvallend is dat de meerderheid van de bedrijven geen uitgesproken beleid heeft in deze. In één op vier bedrijven is er een uitdrukkelijk verbod om tijdens de kantooruren met privézaken bezig te zijn. In 6% van de gevallen is het uitdrukkelijk toegelaten. In twee op drie bedrijven is er sprake van tolerantie.

Er is dus een duidelijke verschuiving aan de gang in verband met onze werkethiek ten opzichte van onze traditionele kijk op werken.

Burnout, stress en depressie houden leerkrachten steeds vaker thuis

Burn-out, stress en depressies zijn de voornaamste reden voor de afwezigheid van leerkrachten. Dat blijkt uit een recent rapport van de minister van Onderwijs. Gemiddeld was een leerkracht in 2013 14,5 dagen afwezig, het hoogste peil sinds 2009. Vooral leerkrachten uit de groep tussen 56 en 65 jaar (47%) worden getroffen. Ook directiepersoneel is vatbaarder voor depressie en burnout. Zij vertegenwoordigen 58% (mannen) en 52% (vrouwen) in de cijfers, waar het gemiddelde voor mannen 39% en voor vrouwen 31% bedraagt. De leeftijdsgroep 56-65 jaar onder directiepersoneel klokt af op maar liefst 60% in de vertegenwoordiging.

Positief aan deze cijfers is dat er eindelijk systematisch cijfers gegenereerd worden. Dit maakt het probleem bespreekbaar en helpt onderwijs personeel inzien dat hun probleem niet individueel is. Ironisch genoeg is de stap naar begeleiding nog steeds belast met een hoge drempel.

De meest voelbare en duidelijke klacht bij burnout en depressie is overspanning. De meest voor de hand liggende oplossing lijkt hierdoor te liggen in uitrusten en/of verder werken met medicatie. Rust helpt, maar pakt het probleem niet structureel aan. Medicatie kan een ondersteuning bieden in het onder controle houden van stress niveau’s maar werkt afhankelijkheid in de hand. Zowel langs de kant van de organisatie als langs de kant van de leerkracht zelf valt er nochtans hulp te bieden via begeleiding. Begeleiding toont aan effectiever te zijn dan medicatie, zeker wat betreft de lange termijn.

Het beeld dat leerkrachten een luilekker leven hebben met veel vakantie brokkelt gelukkig steeds meer af. Het betreft een job die door de jaren en over de generaties heen steeds meer uitdaging in zich draagt. Ook moeten leerkrachten steeds meer ondervinden dat zij met allerlei actoren rekening dienen te houden. Kinderen, ouders etc. worden steeds mondiger. Een positieve evolutie waar weliswaar kanttekeningen bij te maken vallen.

Leerkrachten en sociale beroepen in het algemeen zijn vaker hoger vertegenwoordigd in burnout cijfers, maar dit betekent niet dat het syndroom enkel sociale beroepen treft.

De eerste stap naar een oplossing is problemen bespreekbaar maken

Een op de drie Belgen kampt met emotionele problemen. Dat blijkt uit de eerste cijfers van de laatste Nationale Gezondheidsenquête. Het gaat vooral om niet kunnen slapen door grote zorgen, zich gestresseerd of angstig voelen of gedeprimeerd zijn.

Het aantal mensen met emotionele problemen is volgens de cijfers de afgelopen jaren ook sterk gestegen. Ook bij jongeren onder de 24 jaar. Zo kampt een op de tien mensen met angststoornissen. Een op de vijf vrouwen gebruikt slaap- en kalmeringsmiddelen of antidepressiva. Bij de groep jonge vrouwen (15-24 jaar) is de stijging van de emotionele problemen het sterkst.

Dit is de link naar de Nationale Gezondheidsenquête.